Tolk Zina Alsamarrai: specialisatie audiologie en taalonderzoek
Zina is geboren en getogen in Bagdad (Irak). In Bagdad heeft ze aan de universiteit de studie Engelse taalkunde gevolgd en met succes voltooid. Tijdens deze studie is haar passie voor talen geboren. Sinds 1997 startte ze als tolk in de taalcombinatie Engels-Arabisch en vice versa. Sinds 2013 werkt ze ook in de talencombinatie Arabisch-Nederlands of Arabisch, Nederlands en Engels.
Door Global Talk kreeg ze een zetje in de richting van de specialisatie audiologie en taalonderzoek. Zina legt uit hoe dit ging: “Ik kreeg de vraag of ik misschien ervaring had in het werken met kinderen want Global Talk had een nieuwe opdracht van Kentalis. Nou had ik al zeven jaar, met veel liefde, voor de klas gestaan. En had ik naast de Engelse taal ook ‘taal in het algemeen’ gestudeerd aan de universiteit. Ik had alles in huis.”
Prompt werd ze aangenomen voor de opdracht bij het audiologische centrum en daarna volgden nog velen. “Ik vind het geweldige opdrachten omdat ik puur met de essentie van de taal bezig kan zijn. Het is interessant om te zien hoe de communicatie bij het kind verloopt, hoe de taal zich ontwikkelt en om te onderzoeken of er een taalprobleem is.”
Zeven jaar geleden kreeg ze het aanbod om een specialisatie training audiologie en taalonderzoek te volgen bij Kentalis via de Global Talk Academy. Zina: ”Dit was erg nuttig want het werken met deze kinderen heeft een hele andere aanpak nodig zeker als je tot in detail de basis van de taal van het kind moet onderzoeken.”
Hoe het onderzoek praktisch verloopt en wat haar rol als specialistische tolk is tijdens het complexe onderzoek vertelt Zina in grote stappen zodat wij enigszins een beeld krijgen.
Een kind gaat naar een audiologisch centrum als het een probleem heeft met de Nederlandse taal. Aan de hand van de leeftijd van het kind wordt het onderzoek afgenomen. Dus als het kind zeven jaar is wordt er gekeken naar het normale taalontwikkelingsniveau van een kind van zeven en daar wordt het onderzoek op afgestemd.
Het onderzoek bestaat uit het aanbieden van test materiaal dat eruitziet als speelgoed om het kind op zijn gemak te stellen. Zo laten ze het kind voorwerpen zien zoals een pop of een boek met foto’s. Ook krijgt het kind opdrachten. Er wordt daarna bepaald of het Nederlandse taalniveau in orde is. Als dat niet voldoende is, krijgt het kind logopedische hulp om het niveau te verbeteren. Helpt dit niet, dan wordt er verder gezocht naar de oorzaak.
Om de juiste oorzaak te vinden worden vervolgens verschillende onderzoeken tegelijkertijd gedaan. Zoals onderzoeken naar het gehoor, intelligentie, sociaal-emotionele ontwikkeling of motorische ontwikkeling en wordt de moedertaal van het kind onderzocht.”
Bij het moedertaalonderzoek komt de rol van de tolk in beeld. Logopedisten in Nederland spreken doorgaans alleen Nederlands en geen andere moedertaal. Daardoor kunnen zij niet bepalen of de moedertaal op een voldoende niveau is.
Het onderzoek met het spelen met het test speelgoed wordt opnieuw gedaan maar dan in de moedertaal. Zina: “Mijn rol bij het meertaligheidsonderzoek is onmisbaar omdat ik de taal die het kind begrijpt en produceert vertaal vanuit het Arabisch naar het Nederlands. En mijn inbreng gaat nog verder. Want de Arabische taal heeft vrouwelijke en mannelijke woorden. Als een kind deze woorden bijvoorbeeld niet goed toepast merk ik een fout in de taalontwikkeling.”
Na dit onderzoek worden de opnamen woord voor woord geanalyseerd. “De woorden vertaal ik naar het Nederlands en ik kijk naar de zinsopbouw en grammatica. Hierdoor kunnen de hulpverleners precies ontdekken waar de fouten zitten en of het kind een taalontwikkelingsstoornis (TOS) heeft.”
Een situatie die Zina is bijgebleven is het onderzoek van een 15-jarige jongen. Na vier jaar in Nederland sprak hij nog geen goed Nederlands. Zowel zijn ouders, broers en zussen en hijzelf waren intelligent en hoogontwikkeld. In zijn moederland had de jongen met vlag en wimpel de basisschool doorlopen. Zina: “De ouders van de jongen vonden het daarom volstrekte onzin om een TOS onderzoek te laten doen. Ze meenden dat het lag aan de moeilijke Nederlandse taal, hun slimme zoon had zeker geen achterstand!”
Toch kwam uit het onderzoek dat hij wel degelijk een TOS had. Dit had hij al die jaren door zijn slimheid kunnen compenseren in de Arabische taal. Zina licht het toe: “Taal in Nederland heeft meer gewicht in het onderwijs dan bijvoorbeeld het Arabisch in andere landen. In Arabische landen kan je het daardoor makkelijker compenseren als je minder goed bent in de taal. In Nederland is dit veel lastiger.”
De ouders van de jongen werden uitgenodigd om mee te kijken naar de opnamen en de analyse van de woorden. Hierdoor konden zij met hun eigen ogen zien dat hun zoon wel degelijk TOS had en konden ze het beter begrijpen en accepteren.
“Dit was een uitzonderlijk verhaal en daarom heb ik het ook onthouden. In het algemeen is het vinden van een TOS een intensieve zoektocht voor hulpverleners in het algemeen en de ouders. Een TOS heeft ook niets te maken met intelligentie. Je kan wiskunde op het hoogste niveau uitvoeren en toch een groot probleem hebben met de taal. Als er dan toch TOS geconstateerd wordt gaat dat de cliënt enorm helpen met het verbeteren van de kwaliteit van zijn verdere leven. Mooi en erg interessant dat ik met mijn talenkennis en specialisatie daaraan kan bijdragen.”